De radio-verbinding Nederland - Nederlands Indië

Voordracht voor de "Indische koempoelan" van Stichting Coherente in het Dorpshuis te Duivendrecht op 23 augustus 2019.

Wie in de huidige tijd wil spreken met iemand in Indonesië neemt zijn mobiele telefoon en binnen een paar seconden is er een verbinding. Dat was in vroeger tijden wel anders. Toen de post naar Indië nog per schip ging moest je maanden, soms wel een jaar, op het antwoord op een brief wachten. Dat werd beter door de komst van stoomschepen en de opening van het Suezkanaal. Een grote verbetering was ook de introductie van de telegraafverbinding met kabels over land en onder zee. Toch kleefde hier een nadeel aan: tijdens de Boerenoorlog in zuidelijk Afrika werden de kabels afgesloten of kwam er een verbod op het zenden van berichten in code. Bij het uitbreken van de "Grote Oorlog" (1914) gebeurde hetzelfde.
Al snel gingen er stemmen op om gebruik te maken van een betrekkelijk nieuw medium: de radio. Een probleem was wel dat de radio toen niet verder reikte dan ongeveer 4000 km, zodat er 3 tussenstations nodig waren, bijvoorbeeld Tripoli, Eritrea en Ceylon, en dan ben je weer afhankelijk van andere partijen.
In Nederlands-Indië had het hoofd van de telegraaf- en telefoondienst, ir. C.J. de Groot, onderzoek gedaan naar de "radio-telegrafie in de tropen", waarop hij, tijdens verlof in Nederland, promoveerde in Delft. Een belangrijke conclusie van dit onderzoek was: "Een radio-verbinding van Nederland met hare Koloniën zonder gebruik van tusschen-stations is eene politieke noodzakelijkheid en technisch uitvoerbaar". Kort hierna werden er in Nederlands-Indië inderdaad radio-uitzendingen uit Europa gehoord. Willem Vogt, later bekend geworden als oprichter van de AVRO, maar toen als telegrafist in dienst van het Gouvernement, beklom in die tijd elke nacht te paard een berg bij Tjangkring om daar het laatste nieuws van de wereldoorlog op te nemen en door te geven aan de Indische autoriteiten.
Maar voor een goede verbinding moest men in Nederlands-Indië beschikken over een goede zender. De keuze van de zender verliep chaotisch. De Groot reisde na zijn verlof in Nederland terug naar Indië via Amerika en kocht daar een boogzender. De minister van koloniën kocht intussen een machinezender bij het Duitse bedrijf Telefunken.
Een korte technische uitleg is hier noodzakelijk. Zenders werkten in die tijd door het opwekken van vonken (in Duitsland spreek met nog heden van "Rundfunk"). Oudere lezers zullen zich misschien nog wel herinneren dat de radio of de televisie vroeger soms ernstig werd gestoord door een niet ontstoorde elektromotor, bijvoorbeeld de stofzuiger van de buren. Als je deze stofzuiger open maakt en hem dan laat draaien, dan zie je vonken rondvliegen in de motor. De stofzuiger is dus een zender en de machinezender van Telefunken zou je als een grote stofzuiger kunnen zien. Maar je kunt die vonken ook opwekken met een "vlamboog", die ontstaat als je twee draden, verbonden met het stopcontact, dicht bij elkaar houdt (niet zelf proberen, dat is gevaarlijk!). De boogzender werkt op dit principe, maar dan veel groter. Overigens gebruikte men toen voor grote afstanden de lange golven. Dat lijkt logisch, lange afstand = lange golven, maar we zullen later zien dat dit toch niet klopte. De korte golven beschouwde men toen als weinig waardevol, zodat de radio-amateurs zich hiermee mochten uitleven.
Voor lange golven heb je een lange antenne nodig (in de orde van 2 km!), liefst zo hoog mogelijk opgehangen. En hier deed zich een probleem voor. Het was in die tijd niet mogelijk om in Indië aan hoge stalen masten te komen. Hier kwam de geografie van het land te hulp. In de berg Malabar, ten zuiden van Bandoeng, is een kloof, die vrij nauwkeurig in de richting van Nederland ligt. Door de antenne op te hangen aan spandraden over deze kloof krijg je een prachtige antenne, die precies op Nederland is gericht. Door de extreem hoge spanningen, waar de zender mee werkte, was het isoleren van de antenne nog een groot probleem. Ook de voeding was niet eenvoudig. Men slaagde erin om een reserve-dynamo van de Bataviasche Tramweg Maatschappij te lenen en deze werd aangedreven door een vliegtuigmotor, geleend van de Luchtvaart Afdeling van het KNIL. Men kon niet al te lang uitzenden, omdat de motor te heet dreigde te worden, maar.... het werkte!
Om de verbinding te verbeteren besloot men zelf een nieuwe, grotere boogzender te gaan maken. De gebruikte hoeveelheden materiaal (250 ton giet- en plaatijzer en 20 ton koperdraad) geven een indruk van de omvang van het enorme apparaat. Het vermogen bedroeg 2400 kW (2.400.000 Watt!). Ter vergelijking: de middengolfzenders in Flevoland hebben een vermogen van 500 kW. Om de apparatuur koel te houden was veel koelwater nodig en er werd een fraaie koelvijver voor het zendergebouw aangelegd.
Omdat in Nederland inmiddels ook een zender (in Kootwijk) en een ontvanger waren geplaatst kon de verbinding feestelijk worden geopend. Niemand minder dan de Gouverneur-generaal van Nederlands Indië zou deze opening op 5 mei 1923 verrichten door het verzenden van een telegram aan koningin Wilhelmina. De beste verbindingstijd waren de nachtelijke uren, maar blijkbaar durfde niemand het aan om de Gouverneur-generaal uit te nodigen om 's nachts naar de berg te komen en dus vond het feest overdag plaats. Helaas, het lukte niet om verbinding te maken met Nederland en tenslotte werd het telegram maar over de ouderwetse telegraafkabel verstuurd.
En toen gebeurde er iets dat de omstandigheden dramatisch deed veranderen. De radio-amateurs, die de "onbruikbare" korte golven mochten gebruiken, hadden ontdekt dat je met deze korte golven met eenvoudige apparatuur en een betrekkelijk klein vermogen verbinding kon maken over grote afstanden. De unieke, reusachtige zender op Malabar bleek ineens overbodig te zijn!
De rest van het verhaal is kort: er werden kortegolfzenders gebouwd die de meeste verbindingen verzorgden, maar omdat er overal over de wereld toch al langegolfzenders stonden bleven deze nog wel in gebruik. Het einde van de "Reus van Malabar" kwam kort na het einde van de tweede wereldoorlog, in de bersiap-tijd, toen het station grondig werd verwoest. Alleen één muur en de koelvijver zijn nog terug te vinden.







De zend- en ontvangststations op de Bandoengse hoogvlakte

(Klik op een naam voor informatie over het station)